Alvorens een obductie aangevraagd wordt, moet een aantal zaken worden geverifieerd:
- Is er sprake van een natuurlijke dood?
Natuurlijk overlijden is niet bij de wet gedefinieerd, maar een bruikbare omschrijving is overlijden,
uitsluitend ten gevolge van een spontane ziekte of ouderdom. Indien een persoon overlijdt t.g.v. een ziekte
die niet spontaan is opgelopen (b.v. infectie opgelopen op een bloemenveiling, hartinfarct ontstaan
aansluitend aan een ruzie) of voortvloeit uit een trauma (b.v. collumfractuur) of vergiftiging,
is er sprake van een niet-natuurlijke dood.
Er is slechts één uitzondering op het spontane karakter van overlijden en dat is indien het overlijden
volgt na complicaties van zich lege artis medisch handelen.
Bij verdenking op een niet-natuurlijke dood dient een (behandelend) arts onmiddellijk de
gemeentelijk lijkschouwer (forensisch geneeskundige) te waarschuwen
(Forensische Artsen Rotterdam Rijnmond – FARR 010-244 71 82).
Indien zulk een vermoeden eerst tijdens de sectie ontstaat, dient de sectie te worden stilgelegd
en zal de patholoog de clinicus waarschuwen, waarmee overlegd moet worden hoe verder te gaan.
- Indien geen natuurlijke dood: is het lichaam vrijgegeven door de officier van justitie?
Een lichaam kan pas worden vrijgegeven nadat het in beslag is genomen. Op grond van lokale
afspraken tussen de forensisch geneeskundige en het Openbaar Ministerie kan het zijn dat de forensisch
geneeskundige bevoegd is bepaalde gevallen van niet-natuurlijk overlijden af te handelen zonder
tussenkomst van politie of justitie (bijvoorbeeld een collumfractuur).
Indien een lichaam is vrijgegeven is het verstandig dit per mail te laten bevestigen door de (dienstdoende)
officier van justitie. (Beter is de vraag als volgt te formuleren: indien geen natuurlijke dood: is het lichaam
nog in beslaggenomen door de officier van justitie?)
In de praktijk blijkt dat een forensisch geneeskundige niet steeds bereid is om een lichaam te schouwen.
Wanneer de aanvragend arts dit duidelijk op het sectie aanvraagformulier vermeld heeft, is het gewettigd
de sectie aan te vangen.
- Is er toestemming van de familie voor lichaamsobductie?
Uitsluitend indien er toestemming is van de wettelijke vertegenwoordiger van de overledene kan een
lichaamsobductie plaatsvinden. Indien de familie geen consensus kan bereiken, is het verstandig om
de sectie niet te laten plaats vinden.
Indien (bij de arts) geen familie bekend is en de arts toch graag een sectie wil, is het mogelijk dat
bijvoorbeeld de burgemeester toestemming geeft voor een sectie. In de praktijk is enkele malen gebleken
dat geruime tijd na het overlijden alsnog nabestaanden door de politie zijn gevonden en dat het feit dat
dan zonder toestemming een sectie is verricht aanleiding kan zijn tot het (dreigen van) indienen van schadeclaims.
- Is er een indicatie voor een schedelobductie?
Een schedelsectie kan niet altijd onzichtbaar geschieden (bijvoorbeeld wanneer de patiënt weinig hoofdhaar heeft). Ziekelijke afwijkingen aan de hersenen komen zelden voor zonder dat bij leven reeds neurologische afwijkingen zijn gebleken. Daarnaast kan optimaal neuropathologisch onderzoek slechts plaats vinden indien de hersenen
circa 3 tot 6 weken zijn gefixeerd. Deze argumenten maken het niet zinvol om routinematig een schedelobductie te verrichten.
- Is er toestemming van de familie voor een schedelobductie?
Samenhangend met vraag 4 en de recente maatschappelijke onrust omtrent het bewaren van lijkdelen na een sectie,
dient de familie nadrukkelijk toestemming te verlenen voor het verrichten van een schedelobductie, waarbij de patholoog ervan uitgaat dat de behandelend arts de familie goed heeft voorgelicht over wat daar onder verstaan wordt.